Van een vriendin van mij kreeg ik vandaag het volgende, bijzondere verhaal.
Het echte leven is soms hard. Toch?
“Joop is dood.” Het is
maandagochtend en ik loop net het kantoor binnen. Eerst wil ik iets zeggen over
het feit dat er (zoals zo vaak) niet eerst goedemorgen wordt gezegd. Maar dan
dringt de inhoud door. Joop is dood? “Onze Joop?” vraag ik, alsof ik nog een
Joop ken… Ik krijg geen antwoord. Mijn leidinggevende is druk heen en weer aan
het rennen. “Wat is er gebeurd?” vraag ik vervolgens,
ervan uitgaande dat ik op mijn vorige vraag toch geen antwoord meer krijg. Het
antwoord is kort en weinig verklarend: “Hij is overleden, gisteravond.” Ok, dat
was niet mijn vraag, maar ik heb wel ietsjes meer informatie. Ik besluit eerst
mijn jas uit te doen en mijn tas neer te zetten. Er is verder nog niemand op
kantoor. Ze zitten waarschijnlijk allemaal in de kantine. Goh, Joop. Wat zal er
gebeurd zijn? Zo oud was hij nog niet. Een jaar of 52 schat ik. Ik kan me
herinneren dat we een tijd geleden een taart voor zijn 50e
verjaardag hebben gehaald. Daar was hij niet zo blij mee, hij hield er niet van
het middelpunt van de aandacht te zijn. Mijn baas komt weer binnen draven met
zijn telefoon aan zijn inmiddels behoorlijk rode hoofd. Ik stel mij strategisch
op, waarbij ik hem zijn terugweg versper. Als een dolle stier komt hij
aanzetten, op mij af in dit geval. “Uhm, wat is er… Hoe… Joop…?” Ik weet niet
welke vraag ik nu eigenlijk moet stellen. “Zijn moeder belde me vanochtend om
te zeggen dat hij niet komt werken en dat hij overleden is,“ vertelt mijn chef.
Ook deze zin moet ik op mij in laten werken en in de tussentijd is hij alweer
langs mij geglipt. Dat hij niet komt werken? Wat een vreemde omschrijving. Zijn
moeder? Waarom belt zijn moeder? Joop heeft al een tijd een vriendin en na lang
proberen hebben ze enkele jaren geleden een zoontje gekregen. Dat was een
langdurig en lastig proces geweest vol tests en ziekenhuisbezoeken. Maar toch
gelukt en (wat later dan de gemiddelde ouders) hun eerste kindje gekregen. Uiteindelijk
bleek het kind het syndroom van Down te hebben. Maar dat leek Joop niet veel
uit te maken. Het was zijn kind en hij hield van hem, zoals dat ook zou moeten.
En dat Joop en zijn vriendin geen traditionele relatie hadden, was mij wel
duidelijk. Maar dat zijn moeder dan opbelt…
Ik plof neer in mijn
bureaustoel. (Daar zijn ze niet voor gemaakt en ik rijd een centimeter of tien
achteruit om vervolgens maar rechtop te gaan zitten.) Joop is dood. Ik bedenk
me wat de gevolgen van zo’n overlijden zijn. Voor de zaak, voor mijzelf en
vooral voor zijn gezinnetje. Het lijkt me al lastig zat om een kind in je uppie
op te moeten voeden, maar als het dan ook nog een handicap heeft… Of mag ik dat
niet denken? En dat jochie zal op moeten groeien zonder zijn vader. Zo zit ik
even een tijdje voor me uit te staren en er schieten lukraak herinneringen aan
Joop door mijn hoofd. Dat we tijdens het vorige bedrijfsuitje in dezelfde
roeiboot zaten en niet mochten bewegen omdat Joop niet kon zwemmen. Of dat als
ik de kantine belde hij eigenlijk steevast de telefoon opnam. En dat hij toch
wel een erg scheef en verrot gebit had.
Dit klinkt misschien wat kil
allemaal, maar ik kende Joop niet zo erg goed. Op een afdeling van 40 man, weet
je niet alles van iedereen. En Joop was ook niet iemand die breeduit dingen
deelde uit zijn leven. Wat ook wel weer begrijpelijk was, want zo’n makkelijk
leven was het nou ook weer niet. En dat was hem aan te zien ook. Zijn gezicht
was helemaal doorleefd, rimpelig en … oud. Hij was een harde werker en nam zijn
werk serieus. Alleen op vrijdagmiddag tijdens het biertje kwam hij een klein
beetje los. Maar ook dan ging hij meestal op tijd weg omdat hij een of andere
verplichting had. Zijn beurt om te koken, een ouderavond, het zoveelste
ziekenhuisbezoek omdat zijn zoontje lichamelijk ook wat mankementjes had,
eetafspraak met zijn moeder, dat soort dingen. Verder leek hij het niet zo op
te hebben met al dat sociale gedoe. Werk is werk.
Weer stormt mijn baas binnen en
dit keer besluit ik hem te volgen. Ik heb nog vragen en wil nu wel weten hoe
het zit. Wederom is hij aan de telefoon en ik hoor hem een gesprek voeren met
P&O over papadagen. (Aangezien hij zelf geen kinderen heeft, ga ik ervan
uit dat dit om Joop gaat.) Al bellend loopt hij weer zijn eigen kantoor in en
ik er achteraan. Op gepaste afstand wacht ik tot hij ophangt. “Zal ik een kaart
kopen?” vraag ik maar om in ieder geval duidelijk te maken welk onderwerp ik
aan wil snijden en om mijzelf wat tijd te geven te bedenken wat ik nog wil
vragen en vooral hoe. “Wacht daar nog maar even mee,“ is het antwoord. “Wat
verschrikkelijk voor zijn vriendin en zijn zoontje, hè,” ga ik door. Ik begrijp
er nu helemaal niets meer van. Zijn moeder belt om te zeggen dat ie niet komt
werken, mijn leidinggevende is in verhitte toestand een marathon door het
kantoor aan het lopen, ik hoef nog geen kaart te halen en ik dan heb ik nog
niet eens over de reacties die ik (vooral niet) krijg. Na een korte stilte
begint mijn chef in iets meer rust het een en ander uit de doeken te doen.
“Joop heeft geen vriendin.” Uhm, ok. Wat is er gebeurd dan? Hebben ze samen een
ongeluk gehad? Is het uit met zijn vriendin? Mijn vragende en verbijsterde
gezicht is voor mijn baas genoeg motivatie om verder te gaan. “Zijn moeder
belde me vanmorgen en ik schrok natuurlijk toen ze zei dat Joop overleden was.
Ik zei ook dat ik het erg vond voor haar, maar ook voor zijn vriendin. Zijn
moeder zei dat hij geen vriendin had en dat hij bij haar woonde. Ik ben er toen
maar niet verder op in gegaan en waarschijnlijk dacht zij dat ik me vergiste of
zo. Nu zijn we aan het uitzoeken hoe het zit, maar hij blijkt inderdaad nog altijd
bij zijn moeder te hebben gewoond. Er is geen spoor van een vriendin of een
zoontje.” Het enige dat ik nog kan uitbrengen is “Wat?”. “Maar houd dit nog
maar even tussen ons,“ vervolgt mijn chef.
“Maar wéét zijn moeder dan niet van zijn vriendin en zoontje?” vraag ik
verder. “Nee, ze bestaan niet. Hij heeft het verzonnen.” En nog voordat hij de
zin goed en wel af kan maken gaat zijn telefoon alweer. Ik loop terug naar mijn
stoel. Ok, dit verklaart het een en ander, maar dit had ik nooit aan zien
komen.
De rest van de dag heb ik in
een waas gewerkt. Aan het einde van de dag wist iedereen dat Joop zijn leven
had verzonnen, al had ik er geen woord over gezegd. Er is inderdaad nooit een
kind of vriendin gevonden en alles wijst erop dat deze ook nooit bestaan
hebben. Ik weet niet of iemand ooit zijn moeder heeft verteld wat hij ons
allemaal heeft voorgehouden. Mijn collega’s waren net als ik natuurlijk
verbijsterd. Hij reed toch rond met een kinderzitje achterin de auto? Hij heeft
onlangs nog bij Intertoys een fietsje voor zijn zoontje gekocht. En ontving hij
dan wel kinderbijslag? En die ouderavonden dan? En die keren dat zijn zoontje
weer naar het ziekenhuis moest? En de hele heisa om zwanger te worden? Waarom
hebben we geld opgehaald voor een knuffelbeer?
Ok, niemand heeft ooit zijn
vriendin of zoontje gezien. Niemand was ooit bij hem thuis geweest. Maar ja,
Joop was gesteld op zijn privacy en hij was iemand die niet graag het
middelpunt van de aandacht was.
Dit is nu zo’n 10 jaar geleden.
Maar het houdt me nog regelmatig bezig. Misschien lees je dit en denk je ‘Wat
een zielige man. Dat hij denkt een gezin te moeten hebben om erbij te horen. En
dat je dan een gehandicapt kind verzint. Zielig hoor, als je zo’n zieke geest
hebt.’ Ik denk graag dat hij het goed voor elkaar had. Waarschijnlijk was hij
niet gelukkig met het leven dat hij had en heeft hij er alles (en dan ook echt
alles) aan gedaan om een ander leven te krijgen. Misschien kon hij zijn wens om
een gezin te hebben geen waarheid maken. Dus hij heeft de waarheid aangepast om
zijn wens te vervullen. Precies zal ik het nooit weten. Maar ik wil graag
geloven dat hij 40 uur per week het leven had dat hij wilde hebben. Dat hij
geloofde dat hij was wie hij wilde zijn. Voor mij was dat de echte Joop. En wie
kan mij zeggen wat dan realiteit is?
Bedankt voor je verhaal lieve Els. Je hebt het ook werkelijk prachtig geschreven. Wist niet dat er zo'n goede schrijver in jou zat. Misschien moet je daar maar eens wat meer mee gaan doen...!!
Persoonlijk vind ik het verschrikkelijk als je niet mag, kunt of durft te zijn wie je werkelijk bent. Zeker op je werk. Werken doen we als het goed is het grootste gedeelte van ons leven. Pas als je je ergens veilig voelt kun je je ontwikkelen en worden / zijn wie je werkelijk bent. Dag in dag uit een rol spelen kan mijns inziens nooit de bedoeling van het leven zijn.
De ballon reist vandaag richting het zuidoosten.
Wat een prachtig verhaal ! En inderdaad heel mooi geschreven, misschien was zijn rol wel het mooiste wat hij had. Als het échte leven zo ondragelijk is waarom dan niet gelukkig zijn in een fantasie ?
BeantwoordenVerwijderen